vrijdag 30 oktober 2015

Luisteropdracht


Peter en de wolf - Prokofiev




Voor deze opdracht moesten we een luisteropdracht maken die je met kinderen kunt uitvoeren. Ik heb gekozen voor het stuk 'Peter en de wolf' van Prokofiev. Ik heb hiervoor gekozen omdat de kinderen met dit muziekstuk op een leuke maar toch leerzame manier in aanraking komen met klassieke muziek en de verschillende instrumenten. Ik heb deze les ontworpen aan de hand van het stappenplan uit het boek Nieuw Geluid (blz. 137).

We moeten kunnen onderscheiden welke luisterstijlen er in jou les voorkomen. Ik heb alle luisterstijlen hieronder even kort toegelicht. Later in dit verslag kun je lezen welke luisterstijlen er in mijn les van toepassing zijn.


Analytische luisterstijl   – gefocust op muziekonderdelen klank, vorm en of betekenis.
Musicerende luisterstijl – het nadoen, verplaatsen in de muzikant.
Motorische luisterstijl    – reageert fysiek op muziek door bijvoorbeeld met de muziek                                                     mee te trommelen en/ of te dansen op muziek.
Creatieve luisterstijl       – denkt bijvoorbeeld in kleuren of beelden. Het schrijven van een                                               verhaal of een gedicht bij een muziekstuk.
Sociale luisterstijl          – houdt van concerten, veel groepen, samenwerking.

Bron: Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv



1. Luister naar het muziekstuk dat je wilt gebruiken en focus inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek naar betekenis, klank en vormaspecten en bepaal welke luisterstijlen er ontwikkeld worden. 
Ik heb voor dit liedje gekozen omdat het een sprookje is dat door instrumenten verteld wordt. Kinderen jong en oud houden van sprookjes maar vaak niet van klassieke muziek. Dit is nou juist de reden waarom ik voor dit stuk heb gekozen, omdat ik hierdoor klassieke muziek en sprookjes met elkaar in verband kan brengen waardoor kinderen het misschien leuker gaan vinden. Klank: Dit muziekstuk gaat alle kanten op. Van langzaam naar snel en van hoog naar laag. Er soms sprake van samenspel en soms ook niet. Er is geen sprake van zang. Vorm: Elk dier/personage in het sprookje wordt gespeeld door een bepaald instrument of door bepaalde instrumenten. Als een dier/personage in beeld komt hoor je dus ook die instrumenten, hierdoor hoor je soms een herhaling van een bepaald stuk. Betekenis: Het is een sprookjesverhaal maar in plaats van dat het wordt voorgelezen, wordt het verteld door instrumenten. Ik denk dat bij dit stuk de analytische luisterstijl wordt ontwikkeld omdat de kinderen bezig zijn met het luisteren naar het stuk, hierdoor zullen ze ontdekken dat sommige stukken herhaald worden en misschien herkennen ze instrumenten in het stuk. Verder denk ik ook dat de creatieve luisterstijl wordt ontwikkeld door de opdrachten die ik aan dit muziekstuk ga koppelen.

2. Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
Ik vertel de kinderen van te voren dat we naar een sprookje gaan luisteren zonder dat er in gepraat wordt. Hierdoor zullen ze bij het stuk een verhaal in hun hoofd gaan bedenken. Verder horen ze spannende en vrolijke muziek waardoor ze waarschijnlijk erg nieuwsgierig worden naar het oorspronkelijke verhaal (analytische luisterstijl). Ze luisteren naar de melodie en de verschillende instrumenten die er gebruikt worden, dit zal emoties bij de kinderen oproepen.

3. Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan het stuk.
Ik geef de kinderen een werkblad met daarop aan de ene kant alle dieren en personages die voorkomen in dit stuk (in goede volgorde) en aan de andere kant de instrumenten die je in het stuk hoort (niet in de goede volgorde). Ik zet het muziekstuk aan en de kinderen moeten de juiste verbindingen maken tussen het dier/personage en het instrument dat erbij hoort. Als we dit klassikaal besproken hebben zet ik het stuk nog een keer aan en geef ik de kinderen allemaal een leeg A4'tje. Ik vraag ze om in het kort (half A4'tje) op te schrijven hoe zij denken dat het sprookje gaat. Alle dieren/personages die op het werkblad staan moeten in het verhaal in verwerkt worden. Als ze klaar zijn mogen ze er een tekening bij maken (half A4'tje).

4. Beschrijf wat de kinderen doen.
De eerste keer dat ik het stuk laat horen luisteren de kinderen naar welke instrumenten ze horen. Ik vraag ze ook of ze denken dat het een vrolijk sprookje is of juist een eng sprookje. Tenslotte vraag ik ze nog of ze bepaalde dieren kunnen onderscheiden uit het stuk. Als we dit klassikaal besproken hebben zet ik het stuk nog een keer aan en vullen ze het werkblad in terwijl ze naar het stuk luisteren. Dit bespreken we ook klassikaal. De laatste keer dat ik het stuk aanzet schrijven en tekenen ze met de muziek mee.

5. Kies een didactische werkvorm voor de activiteit.
De didactische activiteiten die ik voor mijn luisteropdracht heb bedacht zijn het verbinden van de dieren met de instrumenten en het schrijven van een samenvatting van het sprookje. Verder vraag ik aan het begin van mijn luisteropdracht ook welke instrumenten zij herkennen en wat voor gevoel dit muziekstuk bij de kinderen oproept. Hierdoor leren ze verwoorden wat ze voelen of denken.

6. Bekijk of je gebruik kunt maken van coöperatief leren.
In principe maak ik geen gebruik van coöperatief leren tijdens mijn luisteropdracht. Ik zou het misschien wel kunnen doen door per groepje maar 1 werkblad neer te leggen, hierdoor moeten de kinderen tijdens het horen van de muziek zelf de verbindingen in hun hoofd maken en als het stuk is afgelopen mogen ze overleggen en het werkblad gezamenlijk invullen. Op deze manier is er wel sprake van coöperatief leren.

7. Zorg voor een verrassende opening van de opdracht.
Ik open de les door een paar instrumenten te laten horen (via de computer anders kunnen de kinderen als zien welk instrument het is). Ik vraag na ieder instrument of ze dit instrument herkennen en of ze dit instrument vrolijk of juist verdrietig of boos vinden klinken. Ik neem ook een aantal bekende sprookjesboeken mee. Ik vraag de kinderen wat ze van sprookjes vinden en wat het verschil is tussen een gewoon verhaal en een sprookje.

8. Bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken.
De vragen die ik aan de kinderen stel na de eerste keer het stuk te hebben geluisterd, bespreken we mondeling met de hele klas. De kinderen mogen antwoorden door hun vinger op te steken. De tweede opdracht met het werkblad bespreken we ook mondeling. Ik geef de goede antwoorden en de kinderen kunnen zelf nakijken. Tijdens de derde opdracht loop ik rondjes door de klas om te kijken wat de kinderen maken. Ik kies vervolgens een paar totaal verschillende verhalen uit, die de kinderen dan zelf voorlezen. Daarna vraag ik aan de andere kinderen wat ze van dat verhaal vonden. Dit doe ik een paar keer. Tenslotte vraag ik de kinderen wat ze van deze les vonden en waarom.

9. Laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig iemand dezelfde opdracht doen. Bekijk of je de opdracht moet aanpassen. Bespreek je bevindingen met de ander.
Ik heb mijn luisteropdracht laten uitvoeren door mijn tante bij haar klas (groep 6). Ze vond het erg leuk hoe ik op deze manier klassieke muziek had gecombineerd met een sprookje. Ze heeft deze opdracht uitgevoerd in het thema 'raar maar waar' van de kinderboekenweek en vond dat dit hier erg goed bij paste. Ze vond de opdrachten die erbij zaten erg zinvol en ze zei dat het de kinderen motiveerde om mee te doen. Ze merkte wel dat het stuk te lang duurde om elke keer weer opnieuw af te laten spelen. Ze vond dat ik het muziekstuk stop kon zetten nadat alle dieren/ personages 1 keer voor waren gekomen, hierdoor hou je alle aandacht van de kinderen erbij. Verder vond ze het leuker als de kinderen per groepje een werkblad krijgen in plaats van ieder kind een apart werkblad. Hierdoor moeten ze samen werken en samen tot een antwoord komen waardoor ze ook leren om hun mening te vormen en te onderbouwen.

10. Pas naar aanleiding van je bevindingen de opdracht eventueel aan.
In eerste instantie wilde ik het hele stuk laten horen aan de kinderen, maar toen mijn tante deze opdracht had uitgevoerd merkte ze dat de kinderen op deze manier op een gegeven manier hun aandacht voor het stuk verliezen. Ik heb de opdracht nu aangepast en ik speel het fragment af totdat alle dieren/ personages 1 keer zijn voorgekomen. Ook ga ik de kinderen per groepje 1 werkblad geven in plaats van dat elk kind een apart werkblad krijgt. Hierdoor moeten de kinderen samenwerken en voor hun menig durven opkomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten