zaterdag 31 oktober 2015

Feedback van een medestudent

Voor muziek moesten we door een medestudent een opdracht laten bekijken. Deze persoon moest vervolgens laten weten wat hij/zij van jou bedachte opdracht vond en wat er beter zou kunnen de volgende keer.

Ik heb mijn luisteropdracht laten bekijken door Loek Bekkers (1C). Haar feedback op mijn bedachte luisteropdracht was het volgende:


"Je hebt een super duidelijke opdracht gemaakt. Doordat je de opdracht in 10 duidelijke kopjes met vragen hebt verdeeld is het erg overzichtelijk voor degene die jou les zou moeten geven.  
Het muziekstuk dat je hebt gekozen vind ik erg vernieuwend. Ik denk dat kinderen het inderdaad erg leuk en interessant vinden om dieren aan verschillende instrumentale geluiden te koppelen. Ook vind ik dit een goede manier om kinderen kennis te laten maken met klassieke muziek.
Wel zou ik de 'verrassende' opening iets spannender of onverwachter maken, zodat je echt meteen de aandacht van de leerlingen te pakken krijgt. Ook zou ik niet het hele muziekstuk laten horen, want dat is denk ik iets te lang voor de kinderen en daardoor kunnen ze misschien hun aandacht verliezen voor jou opdracht."

Lesvoorbereiding voor een beeldende les

Lesvoorbereiding Monument der wachtende

De laatste opdracht voor beeldend onderwijs was een lesvoorbereiding maken van een van de lessen die door onze docent van beeldend is gegeven. Ik heb gekozen voor de les die ik het leukst vond en de opdracht die ik het beste gelukt vond: het monument der wachtende.

1. Onderwijsdoel
- Betekenis: De opdracht is om vanuit een stuk chamotteklei een man of vrouw te maken die aan het wachten is. Je mag hierbij gereedschap gebruiken zoals een spatel of een mesje en een beetje water. Als ik naar mijn stageklas kijk is de beginsituatie dat de kinderen al eens eerder met klei hebben gewerkt en dat ze dat erg leuk vonden om te doen. Ik denk dat de kinderen het erg leuk vinden om deze opdracht uit te voeren omdat ze er een geheel eigen draai aan kunnen geven. Het is ook een uitdaging voor de kinderen omdat ze duidelijk moeten maken dat het poppetje aan het wachten is.

-Vorm: De kinderen moeten aan de hand van een paar foto's van wachtende mensen, hun eigen wachtende poppetje kleien. Ze mogen hier geheel hun eigen draai aangeven en zelf weten welke beeldaspecten ze aan hun poppetje toevoegen. Het beeldaspect kleur zal hier niet in te zien zijn omdat we de poppetje niet gaan beschilderen. Ook zullen ze bij deze opdracht niet te maken krijgen met het beeldaspect schaduw.

-Materiaal/techniek: De materialen waar de kinderen mee gaan werken zijn een houten plaat met een stoffen doek eroverheen zodat de klei niet blijft vastplakken. Verder krijgen ze een stuk chamotteklei waar ze het poppetje uit moeten gaan duwen. Ze krijgen ook gereedschappen zoals een spatel, een ijsstokje en een satéprikker. Hiermee kunnen ze details maken en hun poppetje bewerken waar nodig is. Tenslotte krijgen ze nog een bakje water waarmee ze hun poppetje glad kunnen maken waardoor de kleine barstjes en scheurtjes in de klei verdwijnen. De techniek die de kinderen moeten toepassen voordat ze beginnen aan hun poppetje heet 'walsen'. Je duwt met de palmen van je hand de klei van je af, hierdoor gaat het lucht uit de klei en barst hij niet in de oven.

-Beschouwing: Ik projecteer wat plaatjes wat wachtende mensen op het bord en vraag de kinderen in welke situaties mensen vaak moeten wachten. Vervolgens bedenk ik samen met de kinderen hoe je aan iemand kunt zien dat diegene aan het wachten is. Natuurlijk vraag ik ook nog even welke ervaringen de kinderen hebben met wachten.

-Werkwijze: De kinderen hebben al enige ervaring met het gebruik van klei. Ze hebben nog geen technieken of beeldaspecten geleerd. Hierbij zal ik ze goed moeten begeleiden en het ze stap voor stap moeten aanleren. Verder hebben ze ook nog nooit een poppetje moeten kleien die iets uitstraalt of die iets aan het doen is, dus ook hierbij is begeleiding van mijn kant hard nodig.

-Onderzoek: Ik begin de les met wat plaatjes te laten zien van wachtende mensen. We bespreken klassikaal de kenmerken van wachtende mensen. Vervolgens leg ik de opdracht stap voor stap uit.Terwijl ik uitleg geef doe ik de opdracht voor. Ook leer in de kinderen de techniek 'walsen'. De uitdeelkinderen pakken voor hun groepje de materialen en ik deel de klei uit. Ik loop langs als de kinderen de opdracht uitvoeren. Ik help de kinderen die vragen hebben maar ik geef de andere kinderen ook tips. Als ik merk dat er een vraag door meerdere kinderen word gesteld, bespreek ik die vraag klassikaal.


2. Lesopbouw
Oriëntatie
-Introductie: Aan het begin van mijn les zet ik het liedje 'We kijken en we wachten' uit de kinderserie Phineas & Ferb op. Dit sluit aan op de belevingswereld van de kinderen (groep 6) omdat veel kinderen van die leeftijd naar dit programma kijken. Ook sluit dit liedje aan bij het onderwerp van mijn les. Als het liedje is afgelopen vraag ik kinderen of zij wel eens hebben moeten wachten en waar ze dan moesten wachten. 

-Informatie: Ik projecteer een aantal plaatjes van mensen die aan het wachten zijn op het bord. Ik bespreek de kenmerken van wachtende mensen met de kinderen. Vervolgens leg ik de opdracht uit en terwijl ik dat doe, doe ik de opdracht voor met een stuk klei. Ik leg uit dat het poppetje uit een stuk klei gemaakt word en ik leg de techniek 'walsen' uit. Ook leg ik uit hoe je met de gereedschappen de details en de emoties in je poppetje kunt maken. Tenslotte vertel je de kinderen dat als ze klaar zijn met hun poppetje ze er met een satéprikker een paar keer in moeten prikken van onder tot boven, zodat het poppetje niet ontploft in de oven. Als de materialen zijn uitgedeeld door de uitdeelkinderen, kunnen de kinderen aan het werk. Ik laat de plaatjes op het bord staan ter ondersteuning voor de kinderen en ik loop langs.

-Instructie: Je verteld de technieken en beeldaspecten die de kinderen kunnen gebruiken bij deze opdracht. Je legt uit hoe de gereedschappen gebruikt moeten worden. Tenslotte leg je uit hoelang de kinderen voor deze opdracht krijgen en hoe je wilt dat de materialen worden uitgedeeld en opgeruimd.

-Begeleiding: Na mijn uitleg laat ik de kinderen zelfstandig aan de slag gaan. Ik loop langs alle groepjes om te kijken of de opdracht voor iedereen duidelijk is. Als ik vaak dezelfde vraag hoor, laat ik de kinderen allemaal naar mij kijken en leg ik dit nog een keer uit. Ook geef ik tips aan de kinderen die niks vragen.

-Afronding: Ik sluit de les af door alle beeldjes op de instructietafel vooraan in de klas de zetten. Alle kinderen mogen om de tafel heen komen staan en ik vraag een altijd kinderen om een beeldje aan te wijzen dat ze mooi vinden (niet die van zichzelf) en ik vraag ook waarom ze dit mooi vinden.



Bronvermelding

Ik heb van de volgende bronnen gebruik gemaakt:

- Nieuw geluid
Vrolijk, R. Nieuw geluid (2e druk). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

Eigenwijs
Haverkort. F. - Lei, R. van der - Noordam, L. Eigenwijs. liedjesbundel voor kinderen 4-12 
jaar (2e druk)

- Laat maar zien
Onna, J.v - Jacobse, A. Laat maar zien (4e druk). Houten: Noordhoff Uitgevers

YouTube


- Google Afbeeldingen

vrijdag 30 oktober 2015

Luisteropdracht


Peter en de wolf - Prokofiev




Voor deze opdracht moesten we een luisteropdracht maken die je met kinderen kunt uitvoeren. Ik heb gekozen voor het stuk 'Peter en de wolf' van Prokofiev. Ik heb hiervoor gekozen omdat de kinderen met dit muziekstuk op een leuke maar toch leerzame manier in aanraking komen met klassieke muziek en de verschillende instrumenten. Ik heb deze les ontworpen aan de hand van het stappenplan uit het boek Nieuw Geluid (blz. 137).

We moeten kunnen onderscheiden welke luisterstijlen er in jou les voorkomen. Ik heb alle luisterstijlen hieronder even kort toegelicht. Later in dit verslag kun je lezen welke luisterstijlen er in mijn les van toepassing zijn.


Analytische luisterstijl   – gefocust op muziekonderdelen klank, vorm en of betekenis.
Musicerende luisterstijl – het nadoen, verplaatsen in de muzikant.
Motorische luisterstijl    – reageert fysiek op muziek door bijvoorbeeld met de muziek                                                     mee te trommelen en/ of te dansen op muziek.
Creatieve luisterstijl       – denkt bijvoorbeeld in kleuren of beelden. Het schrijven van een                                               verhaal of een gedicht bij een muziekstuk.
Sociale luisterstijl          – houdt van concerten, veel groepen, samenwerking.

Bron: Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv



1. Luister naar het muziekstuk dat je wilt gebruiken en focus inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek naar betekenis, klank en vormaspecten en bepaal welke luisterstijlen er ontwikkeld worden. 
Ik heb voor dit liedje gekozen omdat het een sprookje is dat door instrumenten verteld wordt. Kinderen jong en oud houden van sprookjes maar vaak niet van klassieke muziek. Dit is nou juist de reden waarom ik voor dit stuk heb gekozen, omdat ik hierdoor klassieke muziek en sprookjes met elkaar in verband kan brengen waardoor kinderen het misschien leuker gaan vinden. Klank: Dit muziekstuk gaat alle kanten op. Van langzaam naar snel en van hoog naar laag. Er soms sprake van samenspel en soms ook niet. Er is geen sprake van zang. Vorm: Elk dier/personage in het sprookje wordt gespeeld door een bepaald instrument of door bepaalde instrumenten. Als een dier/personage in beeld komt hoor je dus ook die instrumenten, hierdoor hoor je soms een herhaling van een bepaald stuk. Betekenis: Het is een sprookjesverhaal maar in plaats van dat het wordt voorgelezen, wordt het verteld door instrumenten. Ik denk dat bij dit stuk de analytische luisterstijl wordt ontwikkeld omdat de kinderen bezig zijn met het luisteren naar het stuk, hierdoor zullen ze ontdekken dat sommige stukken herhaald worden en misschien herkennen ze instrumenten in het stuk. Verder denk ik ook dat de creatieve luisterstijl wordt ontwikkeld door de opdrachten die ik aan dit muziekstuk ga koppelen.

2. Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
Ik vertel de kinderen van te voren dat we naar een sprookje gaan luisteren zonder dat er in gepraat wordt. Hierdoor zullen ze bij het stuk een verhaal in hun hoofd gaan bedenken. Verder horen ze spannende en vrolijke muziek waardoor ze waarschijnlijk erg nieuwsgierig worden naar het oorspronkelijke verhaal (analytische luisterstijl). Ze luisteren naar de melodie en de verschillende instrumenten die er gebruikt worden, dit zal emoties bij de kinderen oproepen.

3. Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan het stuk.
Ik geef de kinderen een werkblad met daarop aan de ene kant alle dieren en personages die voorkomen in dit stuk (in goede volgorde) en aan de andere kant de instrumenten die je in het stuk hoort (niet in de goede volgorde). Ik zet het muziekstuk aan en de kinderen moeten de juiste verbindingen maken tussen het dier/personage en het instrument dat erbij hoort. Als we dit klassikaal besproken hebben zet ik het stuk nog een keer aan en geef ik de kinderen allemaal een leeg A4'tje. Ik vraag ze om in het kort (half A4'tje) op te schrijven hoe zij denken dat het sprookje gaat. Alle dieren/personages die op het werkblad staan moeten in het verhaal in verwerkt worden. Als ze klaar zijn mogen ze er een tekening bij maken (half A4'tje).

4. Beschrijf wat de kinderen doen.
De eerste keer dat ik het stuk laat horen luisteren de kinderen naar welke instrumenten ze horen. Ik vraag ze ook of ze denken dat het een vrolijk sprookje is of juist een eng sprookje. Tenslotte vraag ik ze nog of ze bepaalde dieren kunnen onderscheiden uit het stuk. Als we dit klassikaal besproken hebben zet ik het stuk nog een keer aan en vullen ze het werkblad in terwijl ze naar het stuk luisteren. Dit bespreken we ook klassikaal. De laatste keer dat ik het stuk aanzet schrijven en tekenen ze met de muziek mee.

5. Kies een didactische werkvorm voor de activiteit.
De didactische activiteiten die ik voor mijn luisteropdracht heb bedacht zijn het verbinden van de dieren met de instrumenten en het schrijven van een samenvatting van het sprookje. Verder vraag ik aan het begin van mijn luisteropdracht ook welke instrumenten zij herkennen en wat voor gevoel dit muziekstuk bij de kinderen oproept. Hierdoor leren ze verwoorden wat ze voelen of denken.

6. Bekijk of je gebruik kunt maken van coöperatief leren.
In principe maak ik geen gebruik van coöperatief leren tijdens mijn luisteropdracht. Ik zou het misschien wel kunnen doen door per groepje maar 1 werkblad neer te leggen, hierdoor moeten de kinderen tijdens het horen van de muziek zelf de verbindingen in hun hoofd maken en als het stuk is afgelopen mogen ze overleggen en het werkblad gezamenlijk invullen. Op deze manier is er wel sprake van coöperatief leren.

7. Zorg voor een verrassende opening van de opdracht.
Ik open de les door een paar instrumenten te laten horen (via de computer anders kunnen de kinderen als zien welk instrument het is). Ik vraag na ieder instrument of ze dit instrument herkennen en of ze dit instrument vrolijk of juist verdrietig of boos vinden klinken. Ik neem ook een aantal bekende sprookjesboeken mee. Ik vraag de kinderen wat ze van sprookjes vinden en wat het verschil is tussen een gewoon verhaal en een sprookje.

8. Bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken.
De vragen die ik aan de kinderen stel na de eerste keer het stuk te hebben geluisterd, bespreken we mondeling met de hele klas. De kinderen mogen antwoorden door hun vinger op te steken. De tweede opdracht met het werkblad bespreken we ook mondeling. Ik geef de goede antwoorden en de kinderen kunnen zelf nakijken. Tijdens de derde opdracht loop ik rondjes door de klas om te kijken wat de kinderen maken. Ik kies vervolgens een paar totaal verschillende verhalen uit, die de kinderen dan zelf voorlezen. Daarna vraag ik aan de andere kinderen wat ze van dat verhaal vonden. Dit doe ik een paar keer. Tenslotte vraag ik de kinderen wat ze van deze les vonden en waarom.

9. Laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig iemand dezelfde opdracht doen. Bekijk of je de opdracht moet aanpassen. Bespreek je bevindingen met de ander.
Ik heb mijn luisteropdracht laten uitvoeren door mijn tante bij haar klas (groep 6). Ze vond het erg leuk hoe ik op deze manier klassieke muziek had gecombineerd met een sprookje. Ze heeft deze opdracht uitgevoerd in het thema 'raar maar waar' van de kinderboekenweek en vond dat dit hier erg goed bij paste. Ze vond de opdrachten die erbij zaten erg zinvol en ze zei dat het de kinderen motiveerde om mee te doen. Ze merkte wel dat het stuk te lang duurde om elke keer weer opnieuw af te laten spelen. Ze vond dat ik het muziekstuk stop kon zetten nadat alle dieren/ personages 1 keer voor waren gekomen, hierdoor hou je alle aandacht van de kinderen erbij. Verder vond ze het leuker als de kinderen per groepje een werkblad krijgen in plaats van ieder kind een apart werkblad. Hierdoor moeten ze samen werken en samen tot een antwoord komen waardoor ze ook leren om hun mening te vormen en te onderbouwen.

10. Pas naar aanleiding van je bevindingen de opdracht eventueel aan.
In eerste instantie wilde ik het hele stuk laten horen aan de kinderen, maar toen mijn tante deze opdracht had uitgevoerd merkte ze dat de kinderen op deze manier op een gegeven manier hun aandacht voor het stuk verliezen. Ik heb de opdracht nu aangepast en ik speel het fragment af totdat alle dieren/ personages 1 keer zijn voorgekomen. Ook ga ik de kinderen per groepje 1 werkblad geven in plaats van dat elk kind een apart werkblad krijgt. Hierdoor moeten de kinderen samenwerken en voor hun menig durven opkomen.

Liedje inzingen/aanleren

I'm a Ford.



Ik heb gekozen om dit liedje in te zingen en aan de kinderen aan te leren omdat ik het leuk vind hoe je verschillende opdrachten aan het liedje kunt koppelen. Je kunt bijvoorbeeld bewegingen bij bepaalde woorden maken en je kunt een woord weglaten waardoor je het wat moeilijker voor de kinderen maakt. Ik ga hieronder beschrijven hoe ik het liedje aan de kinderen zou uitleggen aan de hand van het omokvar-model, maar eerst ligt ik het model even toe:

O - Ontwerp. Dit is de voorbereiding. Beginsituatie? Welke lesdoelen? Welke materialen?
MO - Muzikale Opening en inleiding - Leuke opening aan het begin van je les waardoor de leerlingen geïnteresseerd en geprikkeld worden. 
K- Kern. In de kern zijn de leerlingen muzikaal actief. De leerkracht heeft een begeleidende rol. Hierin staat ook samenwerking centraal.
V- Verwerking - Wanneer de leerlingen denken het lied te beheersen, gaan we in deze fase de leerlingen uitdagen om de grenzen van hun mogelijkheden te verkennen.
A- Afsluiting - Hierbij wordt de les afgesloten (het lied helemaal zingen).
R- Reflectie - Hierin wordt bekeken of het gemaakte lesplan overeenkomt met de doelen die behaald zijn in de praktijk. Hierin wordt ook geëvalueerd over de wat ze van de les vonden.

Bron: Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv

Ontwerp:
De kinderen kennen dit liedje nog niet. Ze hebben zelf al wel andere Engelstalige liedjes in de klas geleerd en daarom wilde ik nu weer een Engels liedje doen, zodat ik een beetje op de stof kan aansluiten. Mijn doel is dat de kinderen aan het einde van deze les dit liedje met elkaar kunnen zingen (met gebaren erbij) en ook globaal snappen waar de tekst over gaat. Het enige wat ik nodig heb voor deze les is een digibord om het liedje en de tekst op af te kunnen spelen.

Muzikale opening en inleiding:
Ik begin mijn les met vertellen welk liedje we gaan leren. Vervolgens wil ik alle kinderen betrekken bij de les en dat doe ik door alle kinderen te laten staan en we bewegen samen op het liedje 'De Douchedruppel'  met de oefeningen die daarbij horen. Daarna mogen de kinderen weer gaan zitten en vertel ik ze dat het liedje over een auto gaat. Ik vraag ze welke automerken ze al kennen en ik projecteer er een paar om het digibord.

Kern:
Ik vraag ze of ze wel eens van het liedje I'm a Ford hebben gehoord. De meeste kinderen zullen het liedje niet kennen en daarom zing ik het een keer voor zonder de tekst op het bord te projecteren zodat alle kinderen op mij gefocust zijn. Als ik dat gedaan heb vraag ik de kinderen welk stukje van het liedje zij het makkelijkst vinden om mee te zingen (de hele klas zingt hetzelfde stukje). Nu projecteer ik de tekst wel op het bord zodat de kinderen snappen vanaf wanneer ze mee moeten zingen en hoe de tekst gaat. Ik zing het hele liedje en de kinderen zingen alleen het stukje wat zij hebben gekozen mee. Ik herhaal dit een aantal keer tot dat ik zeker weet dat de kinderen dit stukje goed genoeg kennen om een nieuw stukje erbij te leren. Dit herhaal ik zin voor zin totdat de kinderen het hele liedje kunnen zingen zonder mij. Als de kinderen het hele liedje kunnen zingen vraag ik aan een aantal kinderen waar ze denken dat de tekst over zou kunnen gaan. Als de kinderen globaal de betekenis van het liedje kennen, leer ik ze de bewegingen die bij dit liedje horen.

Verwerking:
We gaan nu gebaren bij het liedje leren. Bij de woordjes 'hunk hunk' knijpen we twee keer in onze handen als een toeter. We zingen het hele liedje met deze gebaren erbij. Vervolgens draaien we bij 'rattle rattle rattle' onze rechterhand rond. We zingen het liedje nog een keer maar nu met de gebaren van 'hunk hunk' en 'rattle rattle rattle' erbij.
Bij het woord 'crash': zakken we door onze knieën. We zingen het liedje nog een keer maar nu met de gebaren van 'hunk hunk' en 'rattle rattle rattle' en 'crash'. Voor 'beep beep' druk je twee keer op je neus. Ten slotte zing je het liedje met alle gebaren erbij. Als de kinderen dit snel onder de knie hebben en je hebt nog genoeg tijd kun je ook het liedje zingen en dan bijvoorbeeld 'hunk hunk' weglaten, maar wel de gebaren doen die erbij horen. Om het af te wisselen kun je dit ook doen voor de woorden: 'rattle rattle rattle' of  'crash' of 'beep beep'. De gebaren blijf je wel gewoon doen.

Afsluiting:
Bij de afsluiting van de les zingen de kinderen zonder mij 1 keer het hele lied met de gebaren en de achtergrondmuziek erbij. Direct daarna zingen ze hem nog een keer maar nu laten ze 'hunk hunk' weg. Ten slotte zingen ze nog een keer maar nu zonder 'rattle rattle rattle' (de gebaren blijven de kinderen altijd doen)





donderdag 29 oktober 2015

Selfie's met alle beeldende opdrachten

De Bozbezbozzel
Stadpark in herfstsferen
Het monster van Loch ness
Jan en de Jugendstilposter
Monument der wachtende

woensdag 28 oktober 2015

Jan en de Jugendstilposter

Reflectieformulier beeldend onderwijs

Opdrachtomschrijving: Jan en de Jugendstilposter
Naam student: Rony Honkoop







Betekenis:
Geef aan op welke manier je de inhoud van de opdracht hebt verwerkt? Vertel daarbij ook welke associaties je hebt gehad bij het onderwerp.

Voor deze opdracht moesten we een reclameposter maken van een product of een evenement in Jugendstil. Ik had voordat we aan deze opdracht begonnen nog nooit van Jugendstil gehoord. Ik ben op internet gaan opzoeken wat Jugendstil inhoud en hoe het eruit ziet. Ik kwam erachter dat het heel sierlijk en kleurrijk is (iets waar ik erg van houd). Ik vond de sierlijke details lijken op de kleine tekeningetjes die ik vroeger in het hoekje van mijn schrift maakte op de basisschool. Ook stond er bij de opdracht dat we met pastelkrijt zouden werken. Dit was voor mij alweer een tijdje geleden maar daarom niet minder leuk om te doen. Bij een reclameposter dacht ik al snel aan parfum, omdat je daar superveel reclames van op de televisie ziet. Toen moest ik nog gaan bedenken welke parfum ik zou gaan natekenen. Ik dacht aan mijn favoriete merk en heb daarom voor het onderstaande plaatje gekozen:

Vorm:
Leg aan de hand van je resultaat uit welke beeldaspecten je hebt toegepast. Waar in het werk is dat goed te zien? (eventueel detailfoto’s toevoegen).

Ik heb in mijn tekening natuurlijk de Jugendstil toegepast, want dat was tenslotte de opdracht. Ik heb dit gedaan door middel van de letters en de cijfers die op het parfumflesje staan en de versieringen om het flesje heen in Jugendstil te tekenen (zoals je hieronder op de foto's kunt zien). Verder heb ik geprobeerd gebruik te maken van veel verschillende kleuren bij de versieringen die elkaar versterken (de kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel). Ik heb bijvoorbeeld bij mijn versiering die je rechts op mijn tekening ziet op de eerste foto gebruik gemaakt van oranje en blauw en zoals je kunt zien op de tweede foto staan oranje en blauw tegenover elkaar op de kleurencirkel en versterken elkaar hierdoor (net zoals een slager dat doet door groene bosjes om zijn rode vlees te leggen zodat het vlees roder lijkt, want zoals je kunt zien staan rood en groen tegenover elkaar op de kleurencirkel hieronder).

               




Materie:

Met welk materiaal heb je gewerkt? Wat vond je van het gebruik van dat materiaal? Had je een nog andere materialen of gereedschappen willen gebruiken en zo ja waarom?

Ik heb bij deze opdracht gewerkt met pastelkrijt. Doordat pastelkrijt in veel kleuren te verkrijgen is, was het een goed middel om deze opdracht mee uit te voeren want een kenmerk van Jugendstil is namelijk dat het veel kleuren bevat. Verder hebben we nog gebruik gemaakt van een potje water en een pencil. Door de pencil in het water te dopen en vervolgens over het pastelkrijt te halen krijg je een soort verf effect en word het krijt feller van kleur. Ik vond dit een leuk effect en het paste zeker goed bij de opdracht omdat de Jugendstil ook bekend staat om het gebruik van veel verschillende kleuren. Ik vond het alleen moeilijk om het pastelkrijt kleinere vormen of letters te tekenen omdat het krijtje al snel het scherpe puntje verliest wat het aan het begin heeft en daardoor wat te breed is om er echt goed me te kunnen schrijven. Ik had hiervoor denk ik liever Oost-Indische inkt gebruikt omdat je daar wat makkelijker die sierletters mee kunt maken.





Beschouwing:
Welke beelden heb je gebruikt om je te laten inspireren over het onderwerp? Welke beelden hebben je goede informatie gegeven over de beeldaspecten? Welke voorbeelden hebben je op een spoor gezet voor het werken met het materiaal en de techniek? Geef aan waar je dat in het werk duidelijk terugziet (eventueel detailfoto’s toevoegen).
Ik heb me voor deze opdracht laten inspireren door foto's en plaatjes op het internet. Dit onderwerp was totaal nieuw voor mij dus daarom ben ik me op deze manier gaan oriënteren. Op de foto die je hier linksonder ziet (van het internet) zie je het alfabet in Jugendstil letters. Deze heb ik toegepast op mijn eigen werk (foto rechts).
Werkwijze:
Had je al eens eerder met dit materiaal en deze techniek gewerkt? Wat heb je daarover nieuw ontdekt? Wat vond je lastig? 

Bij de werkwijze herhaal ik eigenlijk deels wat ik ook al bij de materie gezegd heb. Ik heb bij deze opdracht gewerkt met pastelkrijt. Verder hebben we nog gebruik gemaakt van een potje water en een pencil. Door de pencil in het water te dopen en vervolgens over het pastelkrijt te halen krijg je een soort verf effect en word het krijt feller van kleur. Ik vond dit een leuk effect en het paste zeker goed bij de opdracht omdat de Jugendstil ook bekend staat om het gebruik van veel verschillende kleuren. Ik vond het alleen moeilijk om het pastelkrijt kleinere vormen of letters te tekenen omdat het krijtje al snel het puntje verliest wat het aan het begin heeft en daardoor wat te breed is om er echt goed me te kunnen schrijven. Ik had hiervoor denk ik liever Oost-Indische inkt gebruikt omdat je daar wat makkelijker die sierletters mee kunt maken.


Stap 1: De eerste stap die ik bij dit werk genomen heb is het opzoeken van informatie en plaatjes die bij de Jugendstil passen. Vervolgens moest ik nog een product of evenement kiezen waar ik deze reclameposter over zou gaan maken. Toen ik deze had gekozen ben ik een schets gaan maken van mijn poster (foto 1). Ook heb ik het lettertype van de Jugendstil geoefend want ik moest ook tekst hebben in mijn reclameposter (foto 2).

Stap 2: Toen ik mijn schets had gemaakt kon ik beginnen met mijn echte poster. Ik ben begonnen met het neerzetten (schetsen) van mijn parfumflesje op een groter vel papier. Ik   heb mijn flesje groot in het midden gezet omdat dit het product is waar ik reclame voor wil maken en daarom wil dat deze goed zichtbaar is (foto 3). 

Stap 3: Vervolgens ben ik met pastelkrijt de geschetste lijnen gaan over trekken in dezelfde kleuren als het echte parfumflesje ook heeft. Toen ik de buitenste lijnen gedaan had ben ik de binnenkant gaan inkleuren (foto 4).

Stap 4: Toen alles was ingekleurd ben ik met een natte pencil over het pastelkrijt heengegaan, waardoor je het krijt uitveegt en het een fellere kleur krijgt (foto 5).

Stap 5: Daarna ben ik in het binnenste vlak de tekst die op het parfumflesje staat in Jugendstil letters gaan schrijven met pastelkrijt. Deze heb ik niet met een nat pencil uitgeveegd omdat je dan de tekst niet meer zou kunnen lezen (foto 6).

Stap 6: Tenslotte heb ik het logo van het parfummerk er nog bijgetekend en heb ik nog wat Jugendstil versieringen aan de zijkant van mijn poster getekend (niet heel veel want ik kwam in tijdsnoot). Ik heb dit gedaan met kleuren die elkaar versterken volgens de kleurencirkel. Dit zie je op de laatste foto. 

1.
2.
3.
4.
5.
6.

7.
Onderzoek:
Beschrijf en laat met beelden zien welke stappen je in het werkproces hebt gezet. Welke keuzes heb je gemaakt en waarom? Hoe heb je de andere 5 componenten in dit proces meegenomen?

De stappen in beelden die ik heb doorgemaakt zie je bij de werkwijze. We moesten een reclameposter maken in de Jugendstil. Ik heb ervoor gekozen om een parfumflesje te maken omdat daar altijd veel reclame over gemaakt wordt. Ik ben begonnen met het flesje groot in het midden te plaatsen zodat het voor iedereen goed duidelijk is dat het om een reclameposter van parfum gaat (betekenis). Ik heb gekozen voor de kleuren oranje en grijs, omdat door de grijze achtergrond lijkt het oranje heel fel en gaan je ogen gelijk naar de tekst in het oranje vlak (vorm). Dit heb ik ook gedaan bij de versieringen aan de zijkanten. Deze kleuren versterken elkaar volgens de kleurencirkel. Bij een reclameposter is het natuurlijk erg belangrijk dat mensen snel weten waar het over gaat (betekenis). Ik heb er voor gekozen om de letters in Jugendstil te schrijven zodat de rest van de opdracht ook in mijn tekening verwerkt zit. Ik was erg lang bezig met de letters omdat we deze ook met pastelkrijt moesten schrijven en dat vond ik een beetje te dik (materie). Hierdoor had ik minder tijd over voor de versieringen om het flesje heen. Daarom heb ik gekozen voor een simpele Jugendstil versiering. Het plaatje van het echte parfumflesje en het plaatje van het Jugendstil-alfabet hebben mij erg op weg geholpen bij deze opdracht (beschouwing).

Wat vind je geslaagd? Leg uit.
Vorm: Ik vind dat de Jugendstil letters erg goed gelukt zijn en ook de kleuren heb ik goed op elkaar afgestemd waardoor sommige kleuren er meer uitspatten of feller lijken (kleurencirkel).
Materie: Ik vind, voor de grote vlakken van de tekening, de materie een erg geslaagd materiaal voor deze opdracht omdat je dit krijt uit kan vegen met water waardoor het op verf gaat lijken en waardoor ook de kleuren feller worden.
Beschouwing: De plaatjes van het Jugendstil-Alfabet en het parfumflesje hebben me goed op weg geholpen en mede daardoor vind ik mijn eindresultaat erg goed gelukt.


Wat kon beter? Waarom?
De betekenis van deze opdracht is niet helemaal gelukt zoals ik wilde. Ik heb de tijd niet goed ingeschat en daardoor heb ik deze poster er niet echt uit kunnen laten zien als een reclameposter. Verder had mijn tijdsindeling beter gekund waardoor ik ook niet meer Jugendstil-versieringen heb kunnen maken (vorm).
Voor de details, zoals de letters, vond ik pastelkrijt geen goed materiaal, omdat deze krijtjes best wel dik zijn waardoor je geen dunne lijntjes kunt maken (materie).